Welkom bij Vogelwerkgroep ’t Hökske

een vereniging van vrijwilligers die zich inzet voor vogels
en hun leefomgeving in de regio Sevenum en Horst

Herstel insectenpopulatie, o zo belangrijk voor vogels.

We weten allemaal dat we een groot aantal insecteneters onder de vogels hebben. Maar ook de jongen van zaadeters worden in het begin met insecten gevoerd. Daarom is het zorgwekkend dat de afgelopen 30 jaar drie kwart van de insecten is verdwenen. Dat heeft meerdere oorzaken. De hoeveelheid natuur is de laatste jaren minder geworden. Vooral aan industrieterreinen is veel opgeofferd. Ook bestaande natuurgebieden zijn niet meer met elkaar verbonden. De stikstof problematiek is algemeen bekend. Maar ook doordat slootkanten en wallen zijn verdwenen heeft dit vermindering van wilde planten tot gevolg en derhalve ook vermindering van bloemen. Doch ook de door de landbouw geteelde gewassen dragen niet aan diversiteit bij, wat wel noodzakelijk is voor insecten rijkdom. Alles bij elkaar zorgt dit voor onvoldoende voedsel en te weinig nestplekken. Dus is het voor insecten moeilijk om te overleven en zich voort te planten.

Het gevaar van te weinig insecten is dat we straks voor onze producten te weinig bestuivers hebben. 80% van de landbouw is afhankelijk van bestuivende insecten en die gewassen zijn niet zo in trek als wilde bloemen. Hier willen onderzoekers van 13 verschillende landen verandering in brengen, door landbouw gewassen te ontwikkelen die wel verleidelijk zijn voor insecten. In de Wageningen universiteit probeert men te achterhalen welke eigenschappen een bloem aantrekkelijk maakt voor insecten. In Frankrijk lopen proeven met o.a. de teelt van div. zonnebloemen, een olierijk gewas en veldbonen, een eiwitrijk gewas. Hierbij leggen camera’s vast welke verschillende insecten, op welke verschillende rassen vliegen. De kennis die hierbij wordt opgedaan wordt doorgegeven aan verschillende veredelaars. We moeten de negatieve spiraal ombuigen zodat boeren en natuur voordeel hebben en elkaar versterken. Daarvan profiteren niet in het minst ook onze vogels.

Tot een volgende keer, Toon Selten.

Koolmeees

De Brandgans (Branta leucopsis)

In Nederland is de Brandgans een doortrekker en wintergast, in groot aantal van half november tot in maart.
Langs de Maas in Noord en Midden-Limburg komen we ze gedurende de winter maanden regelmatig in grote groepen tegen. Vaak in gezelschap van andere soorten zoals Grauwe ganzen en Canadese ganzen. Ze zijn veelal gemakkelijker te benaderen en minder schuw dan andere soorten. Op afstand is de Brandgans te herkennen aan de combinatie zwart, wit en grijs. Het bleke roomkleurige aangezicht contrasteert met de donkere kruin en borst. De witte band op de staart is erg opvallend.

De Brandgans foerageert bij voorkeur in zoutwatermoerassen, graslanden nabij kust of riviermonden, slikken en wadden. Bij het grazen zijn Brandganzen minder op hun hoede dan de meeste andere soorten. Het voedsel zoeken wordt geregeld onderbroken door lawaaierige ruzies tussen leden van de troep. Onderzoek heeft aangetoond dat ze naast gras en zeegras ook veel zaden eten, wat tamelijk ongewoon is bij ganzen. De grootste hoeveelheid is afkomstig van biezen; waarschijnlijk halen ze de trosjes vruchten direct van de stekelige stengel af. Het voedsel zoeken doen ze hoofdzakelijk overdag, maar bij volle maan soms ook de hele nacht.

In Nederland vond de Brandgans ook een leefgebied dat aan de behoefte voldoet, waarschijnlijk geholpen door de aanwezigheid van ’tamme’ Brandganzen die gehouden worden in parken en tuinen. Uit deze groep ontstond een sterk groeiende populatie van niet-trekkende broedvogels.  Deze populatie wordt geschat op 15 tot 20 duizend en neemt nog steeds toe. Het aantal overwinterraars en doortrekkers ligt vele malen hoger.

De Brandganzen die in ons land overwinteren broeden in het noorden van Rusland en Groenland. Het leggen van de eieren begint eind mei tot juni en is afhankelijk van de dooi aan het einde van de Arctische winter. Ze broeden in kolonies en de nesten bevinden zich op de randen van steile richels en uitstekende rotspunten waar ze onbereikbaar zijn voor poolvossen en andere roofdieren. Het nest is een kleine uitholling met daarin een beetje mos of korstmos gevoerd met dons. Sommige nesten worden jaren achtereen gebruikt. De vier tot vijf eieren zijn grijsachtig wit en worden door het vrouwtje gedurende 24-25 dagen bebroed. Evenals bij andere ganzen bewaakt het mannetje zijn broedpartner de hele tijd door. De jongen verlaten al spoedig na de geboorte onder de hoede van beide ouders het nest. Het nest verlaten is soms een hele onderneming omdat de nesten zich vaak op hoge rotswanden bevinden. De jonge kuikens moeten zich van grote hoogte naar beneden laten vallen. De beide ouders geven vaak het voorbeeld en storten zich als eerste naar beneden. Onderaan de klif wachten ze hun jongen op. De ouders vangen hun val behendig op met hun vleugels maar de jongen kunnen dat nog niet. Door hun zeer geringe gewicht overkomt de jongen echter niets als ze zich op de grond laten vallen, ze lopen gewoon weg.

De jonge kuikens die niet meteen bij de ouders terecht komen zijn vaak ten dode opgeschreven omdat ze het slachtoffer worden van de rondcirkelende meeuwen. De meeuwen zijn alert wanneer de kuikens het nest verlaten en slaan dan genadeloos toe. Een groot deel van de eendagskuikens dat niet op tijd de wachtende ouders weet te bereiken verdwijnt dan ook in de snavel van de roofzuchtige meeuwen. Maar de kuikens die wel met hun wachtende ouders worden herenigd zijn daarna betrekkelijk veilig. Ervaren ouders laten hun kuikens zelden onbewaakt en zullen hen tegen roofdieren beschermen. De jongen kunnen na zes tot zeven weken vliegen.

Als u tijdens de herfst of winter een wandeling of fietstocht maakt langs de Maas en een verrekijker meeneemt is er een grote kans dat u een groep Brandganzen kunt bekijken.

Dank voor het lezen en tot een volgende keer, Jos Wijnen

Foto @ Jos Wijnen

Elsbeemd 2024

Al vele jaren tel ik alle broedvogels in de Elsbeemd samen met mede-teller Noud Janssen. Het teljaar 2024 is al even afgesloten en ik had de resultaten nog niet buiten onze vereniging gedeeld. We hebben afgelopen jaar 11 keer gelopen bij zonsopkomst, 2 keer iets later in de ochtend en 3 keer bij zonsondergang.

In 2024 was het voorjaar erg nat en natte jaren leiden bij de Elsbeemd vaak tot leuke telresultaten. Ook over 2024 mogen we tevreden zijn. Met in totaal 557 territoria zitten we een stuk onder de 601 van 2023.  Het aantal verschillende soorten ligt met 57 soorten 1 soort onder 2023, maar ligt nog steeds ruim boven het gemiddelde van de aflopen 23 jaar. In 2024 hadden we van 8 soorten die in 2023 nog wel een territorium hadden, geen territorium. Op zich is dit een flink aantal, maar als je kijkt naar de soorten dan zitten hier soorten bij die wel waargenomen zijn, maar onvoldoende om een territorium te krijgen. Dit zijn vaak soorten die ook goed net buiten de Elsbeemd kunnen broeden. Ook zitten er enkele soorten bij die gewoon lastig waar te nemen zijn.

Naast 8 afvallers hadden we ook 7 nieuwkomers. De Kuifeend was er opvallend vaak en lang dit jaar, wat geleid heeft tot een territorium. De Waterral en de Watersnip waren vanaf 2015 weg, maar zijn nu terug. Vooral de waarneming van de zingende Watersnip was er een die kippenvel bezorgde. De Boomleeuwerik hing de laatste jaren al tegen de zuidgrens van de Elsbeemd aan en zat er dit jaar duidelijk in. Met een mooie waarneming van de pas uitgevlogen jongen was het bingo! De Gekraagde Roodstaart heeft zich sinds 2018 weer laten zien en ook de Sprinkhaanzanger ratelde weer na 2 jaar afwezigheid. De altijd lastige Grauwe Vliegenvanger was in 2017 voor het laatst aanwezig en nu dus ook weer.

Bij het maken van het jaarverslag probeer ik ook altijd opvallende waarnemingen of tendensen eruit te halen. Dit is altijd gevaarlijk om conclusies aan te hangen, aangezien we geen professionele tellers zijn. Een opvallende tendens is wel de daling van 44 territoria. Deze had ik op basis van alle tellingen niet verwacht. Als ik kijk naar de oorzaak van deze daling dan zie ik vooral bij de vroege soorten een daling. Winterkoning, Heggenmus, Roodborst, Tjiftjaf, Pimpelmees, Koolmees en Boomkruiper hebben allemaal 3 tot 9 territoria minder en dan zit je al bijna op het verschil. De meeste echte zomergasten hebben het prima gedaan. Ik vermoed dan ook dat het extreem natte voorjaar ervoor heeft gezorgd dat het eerste legsel een hele lastige is geweest en dat de zomergasten hier veel minder last van hebben gehad of misschien zelfs voordeel bij hebben gehad.

Een soort waar ik komend jaar benieuwd naar ben is de Gele Kwikstaart. Deze heeft het de laatste jaren goed gedaan op de lelie- en pioenrozenpercelen die tegen de Elsbeemd aan liggen en bij het telgebied horen. De planten zijn nu echter gerooid en ze zullen dus een ander gewas moeten zoeken. Tot slot nog de Roodborsttapuit. Hier ging het een aantal jaren wat minder mee, althans in het telgebied (net daarbuiten zat hij volop). In 2024 zat hij weer volop in het gebied.

Inmiddels zitten we alweer kort voor het begin van het nieuwe telseizoen. Staatsbosbeheer heeft aangegeven dat ze de komende winters flink willen gaan snoeien aan de houtsingels tussen de graspercelen. Het gebied zal hierdoor meer open gaan worden waardoor de gras/kruidenpercelen meer ruimte krijgen. Ik ben benieuwd naar het effect op de vogelstand. Ik zal jullie in 2025 hiervan op de hoogte houden.

John Raedts

Waar zijn de roestplaatsen van ransuilen gebleven en
heeft u wellicht er één in uw tuin?

Ransuilen verzamelen zich als “families” in de periode oktober-februari om vervolgens als koppel terug te gaan naar hun territorium om te broeden in een oud kraaiennest of eksternest.

Roestplaatsen Ransuilen.

Overdag zitten Ransuilen met groepjes verscholen in een boom zoals een grote conifeer, grove den, taxus of spar, de zogenaamde roestplaatsen. Vooral in tuinen met grote coniferen/sparren aan dorpsranden met open weiland tref je ze aan, maar ook op kerkhoven midden in het centrum of langs bospaden.
Typisch zijn het aantal braakballen (3-5 cm lang) en witte poepvlekken die je onder een roestboom vindt. Hierin bevinden zich de schedels en botjes van muizen.

Doorgeven roestplaatsen en prijs te winnen.

Heeft u momenteel zo’n roestplaats in uw tuin of dit enkele jaren geleden gehad? Dan vernemen we deze info graag van u via mail: winterslaapplaatsen.ransuilen@gmail.com.
Deel dit bericht a.u.b. met bekenden van u en laten ze een bericht sturen naar de betreffende mail.

Vogelwerkgroep ’t Hökske coördineert dit nieuwe project om meer inzicht te krijgen over de verspreiding en aantallen van Ransuilen. Het is nodig want de Ransuil neemt sterk in aantal af.
We nemen dan vrijblijvend contact met u op. En de prijs dan? Dat hoort u zodra we contact opnemen. De prijs wordt gesponsord door het Natuurbelevingscentrum Vivara in Venray.

Ralf Bovee

Foto@Geert Custers