Welkom bij Vogelwerkgroep ’t Hökske

een vereniging van vrijwilligers die zich inzet voor vogels
en hun leefomgeving in de regio Sevenum en Horst

Het opvoeden van jonge vogels

Overal waar jong leven zich aandient geeft dat een drukte van jewelste, of het nu vogels, zoogdieren of mensen betreft. De mensen komen dan nog het gemakkelijkste hiermee weg. De voeding is voorhanden en er zijn geen vijanden die het op het jonge leven gemunt hebben. Bij zoogdieren is het voedsel ook voorhanden, maar daar liggen altijd vijanden op de loer.

Vogels hebben het nog moeilijker. Hier is bij sommige soorten voedsel zoeken voor de ouders wel een probleem en er zijn overal vijanden. We onderscheiden hierbij twee verschillende groepen. Deze noemen we nestvlieders en nestblijvers. Om twee voorbeelden te noemen; kippenkuikens kunnen meteen zelf voedsel pikken. Ze hebben alleen warmte en bescherming nodig. Dit is bijvoorbeeld ook het geval bij Kievit kuikens. Ze moeten zelf op zoek naar voedsel in de vorm van insecten. De ouders zorgen wel voor warmte en bescherming. Dat zijn nestvlieders. Bij bijvoorbeeld Koolmezen moeten de ouders zorgen voor warmte, bescherming maar ook voor het voedsel. Dit zijn zogenaamde nestblijvers. Deze ouders moeten zich de pleuris werken om het jonge grut van voedsel te voorzien. Ze hebben altijd honger. Als men er van uitgaat dat een gemiddeld legsel van Koolmezen uit 8 tot 9 eieren bestaat, soms tot wel 12 eieren aan toe. Deze komen na 14 dagen broeden uit waarna ze 19 dagen gevoerd worden door de ouders terwijl de jongen elke dag om steeds meer eten zeuren. Dan kun je nagaan dat ze het erg druk hebben. De jonge mezen eten vooral kleine insecten. Dit zijn vooral rupsen van de eikenbladroller. Het probleem is dat door de klimaat verandering de bomen steeds eerder uitlopen. Hierbij komt de rupsenpiek vaak voor de mezen te vroeg. Ze zijn al wel eerder met leggen begonnen, maar zijn dikwijls toch te laat.

Ik heb mezen als voorbeeld genoemd, maar zo is het voor de meeste zangvogels. Daarbij lopen ze zelf ook nog het gevaar dat ze door bijvoorbeeld een sperwer gepakt worden. Als het dan een eenoudergezin wordt, is het helemaal een opgave. Het lijkt daarom dat nestvlieders het een stuk gemakkelijker hebben. Dit heeft echter ook weer een keerzijde. Om bij de weide en akkervogels te blijven, dat zijn naast kieviten ook Grutto’s, Tureluurs, Patrijzen en Fazanten. Willen deze jongen die zelf in hun voedsel moeten voorzien dit ook vinden, dan moet het weer meezitten zodat insecten, waaruit hun voedsel bestaat, wel actief zijn. Uiteraard moeten er ook insecten aanwezig zijn. Daarin zit tegenwoordig met de moderne landbouw het probleem. Voor insecten zijn ruigtes nodig die men vroeger aantrof langs sloten en bermen, in wallen en onder struikgewas. Dat is tegenwoordig verdwenen. De moderne machines laten geen slootkanten of bermen over. De wallen en struiken zijn verdwenen. In eentonige mais of raaigrasvelden hebben insecten niets te zoeken. Dit werpt nog een ander probleem op, door het ontbreken van ruigtes is er ook geen schuilgelegenheid meer. De oudervogels kunnen wel hun uiterste best doen, maar ze kunnen hun jongen alleen de eerste dagen onder hun vleugels beschermen.

Een vogel die we tegenwoordig ook als weidevogel beschouwen is de Scholekster. Dit is van oorsprong een kustvogel. Deze vogel zien we op onze akkers maar tegenwoordig ook op platte daken. Deze jongen hebben het voordeel dat ze de eerste dagen door de ouders gevoerd worden. Ze zijn van oorsprong gewend op schelpenstranden en kusten te broeden. In Sevenum zitten er zover mij bekend Scholeksters op het dak bij Dinissen aan de Horsterweg en op het dak van de voetbalkantine. Misschien nog wel op meer plaatsen. Op het dak van de bloemenveiling in Aalsmeer schijnen er honderden te broeden. Hier zijn ze in elk geval beschermd voor rovers op de grond. Ook Visdiefjes en mantelmeeuwen hebben hun voorbeeld al gevolgd. Watervogels zoals zwanen, ganzen en eenden zijn ook nestvlieders, maar deze hebben vooral te maken met rovers zoals ratten, snoeken, reigers enz. Zo is het voorjaar wat betreft vogels voor mij de mooiste tijd maar voor de vogels de drukste tijd.

Tot een volgende keer Toon Selten.

 

Foto@Geert de Vries Sovon

Roestplaatsen van Ransuilen in de winter en jonge Ransuilen

Naar aanleiding van de oproep in de winterperiode om roestende Ransuilen door te geven op de zogenaamde winterroestplaatsen in bijvoorbeeld uw tuin, op een kerkhof of langs een bospad/parkeerplaats, wil ik iedereen allereerst bedanken voor de reacties. Het leverde naast info over Ransuilen ook info op over de aanwezigheid van Steenuil en Kerkuil.

De resultaten van roestplaatsen van Ransuilen in de winter 2024-2025 zijn als volgt:

  • Gemeente Horst aan de Maas: 2 locaties met in totaal geschat aantal Ransuilen van 8 stuks.
  • Gemeente Venray: 1 locaties met in totaal geschat aantal Ransuilen van 7 stuks.
  • Gemeente Venlo: 1 locatie met in totaal geschat aantal Ransuilen van 3 stuks.

Hoewel de Ransuil een moeilijke soort is om te inventariseren door zijn schuwe levenswijze en goede camouflage, lijkt de soort de afgelopen decennia alleen maar af te nemen. Ook intensief veldwerk, door de bossen van de Reulsberg, Heesberg, Steegberg, Schatberg en een groot gedeelte van de Schadijkse bossen en Zaarderheike afgelopen winter hierop te inventariseren door letterlijk zulke plaatsen te zoeken, leverde geen extra aanwezigheid van een roestplaats van Ransuil op in betreffende gebieden. Wel werd er een dode geplukte Ransuil gevonden in de Schadijkse bossen door vermoedelijk een Oehoe, gezien de braakballen hiervan bij de betreffende boom.

Bovenstaande gegevens geven wellicht al een voorbode namelijk, dat er meer aandacht gegeven mag worden aan deze soort op provinciaal niveau in Limburg gezien de afname van areaal grasland. De aantallen Ransuilen op zo’n roestplaats en de hoeveelheid locaties ervan lijken te zijn afgenomen door uiteenlopende oorzaken. Voornaamste reden is waarschijnlijk de overleving van de jongen door predatie van o.a. Havik maar ook door Oehoe. Uit onderzoek blijkt dat zo’n roestplaats bestaat uit o.a. de oudervogels en de jongen van het afgelopen jaar die normaliter in de buurt zijn grootgebracht. Dit is mogelijk de reden waarom Ransuilen tegenwoordig graag als roestplaats een conifeer, spar of hulst kiezen in uw tuin gedurende de winter omdat een Havik zich niet graag dicht bij mensen begeeft (Sperwer overigens wel en deze lijkt op Havik maar is kleiner).

Aangezien Ransuilen zelf geen nest maken maar hoofdzakelijk oude nesten van Zwarte Kraai of Ekster gebruiken zijn ze dus sterk hiervan afhankelijk. Deze nestplaatsen moeten dan ook nog in geschikt leefgebied voorkomen. Dit bestaat vaak uit grasland met houtwallen/bermen waarin de voornaamste prooi van de Ransuil voorkomt namelijk de veldmuis. Jonge Ransuilen zijn makkelijk te herkennen door hun luide bedelroep in mei-juni tijdens schemering en nacht: “kie-jèè”.

Wat kunt u als inwoner zelf doen om de Ransuil te helpen? Wanneer u een roestplaats van Ransuilen met bijvoorbeeld 3-5 stuks gedurende de winter in uw tuin heeft en U heeft een grote conifeer, spar of boom met grote klimop in uw tuin, dan kunt u ervoor kiezen om een mand op te hangen in een geschikte boom. Kies de plek zodanig uit dat de vogel makkelijk op het nest kan landen maar zeker een goede beschutting heeft van bovenaf vanwege de kroon van de boom i.v.m. mogelijk predatie. Als proef gaan we zo’n nestmand ophangen bij één van de spontane melders die gereageerd heeft op onze oproep.

Deze nestmand is gratis geschonken door Pro natureshop powered by Vivara in Venray. Neem gerust eens een kijkje in deze natuurwinkel.

Tot slot: heeft u zo’n roestplaats in uw tuin of dit enkele jaren geleden gehad of weet u er één te zitten of hebt u jonge Ransuilen in uw tuin in mei-juni 2025? Dan vernemen we deze info graag van u via mail: winterslaapplaatsen.ransuilen@gmail.com.
Deel dit bericht a.u.b. met bekenden van u en laat ze een bericht sturen naar betreffende mail.
Vogelwerkgroep ’t Hökske coördineert dit nieuwe project om meer inzicht te krijgen over de verspreiding en aantallen van Ransuilen.

Ralf Bovee.

RansuilFoto@Geert Custers

De gelukkigste vogel op aarde

Dit keer toch wel een mooi verhaal wat ik vond in een oud vogeltijdschrift uit België.

Op een plek ver hier vandaan woonde een kraai. Hij was gelukkig en tevreden met zijn leven. Tot hij op een dag een mooie zwaan zag zwemmen. “Die zwaan is zo wit,” dacht hij, “en ik ben zo zwart. Die zwaan moet wel de gelukkigste vogel op aarde zijn.”Hij vertelde de zwaan over deze gedachte. Deze luisterde aandachtig en zei toen: “Lange tijd dacht ik inderdaad dat ik de gelukkigste vogel was, totdat ik op een dag een papegaai zag zitten in een boom. Die heeft twee kleuren. Hij moet daarom wel de meest gelukkige vogel in het dierenrijk zijn.”
De kraai ging op zoek naar de papegaai om te zien of de zwaan gelijk had. Toen hij er een ontmoette vertelde hij hem van zijn bedenkingen over zijn zwarte verentooi en de witte veren van de zwaan. “Ach,” zei de papegaai, “ik leefde heel gelukkig tot ik een pauw zag. Ik heb slechts twee kleuren zoals je ziet, maar een pauw heeft er ontelbaar veel. Hij is daarom ongetwijfeld de meest gelukkige vogel ter wereld.”

En de kraai toog verder, dit keer op zoek naar een pauw. Hij vond er een in de dierentuin. Honderden mensen stonden om zijn kooi, in volle bewondering keken zij naar zijn verentooi. Toen alle bezoekers naar huis waren vloog de kraai naar de pauw toe. “Dag pauw,” zei hij. “Jij bent zo mooi, elke dag staan er honderden mensen om jouw heen die je bewonderen. Als ze mij zien word ik meteen weggejaagd. Ik denk dat jij de gelukkigste vogel op aarde bent.”

De pauw keek naar de kraai en antwoordde: “Ik dacht inderdaad heel lang dat ik de mooiste en gelukkigste vogel op aarde was. Maar omdat ik zo mooi ben, hebben ze mij opgesloten in een kooi. Inmiddels ken ik alle vogels in de dierentuin vrij goed en wat ik zie is dat de kraai de enige vogel is die hier niet in een kooi wordt gezet. Ik wilde dat ik een kraai was, want dan zou ik nu overal naar toe kunnen vliegen, en eindelijk gelukkig zijn.”

Tot een volgende keer. Jos Wijnen

Foto’s@Jos Wijnen