Welkom bij Vogelwerkgroep ’t Hökske

een vereniging van vrijwilligers die zich inzet voor vogels
en hun leefomgeving in de regio Sevenum en Horst

De Dwerggans.

Tijdens de winter worden we ook weer bezocht door de wintergasten, waaronder de ganzen. Een gans die wel naar Nederland komt maar die we niet zo dikwijls te zien krijgen is de Dwerggans. Diegene die er naar op zoek zijn kunnen ze toch soms te zien krijgen. Zeker in de gebieden die hierna genoemd worden. Ze zijn door de ornithologen Dwerggans genoemd omdat het de kleinste is van de groep grauwe of grijze ganzen, de Anser. Door liefhebbers meestal bekend als de Goudoog gans. De naam hebben ze te danken aan de gele ring rond het oog. Dat er veel in watervogel collecties worden gehouden is positief, in het wild worden ze namelijk ernstig bedreigd en staan ze op de rode lijst.

Van nature komen ze voor in het arctische gebied, van Noorwegen tot in het oosten van Siberië. Ze leven daar op de tussenzone waar de toendra overgaat naar de taiga, dus van de kale vlakte naar het bosgebied, waar het spaarzaam begroeid is met struiken zoals wilgen- en berkenstruweel. Liefst ook in de buurt van toendra meren. Het zijn echte vegetariërs. Hun voedsel bestaat vrijwel alleen uit grassen, zeggen en zaden. Broeden doen ze afhankelijk van hoe de winter afloopt. Van eind mei, begin juni tot begin juli. Ze maken hun nest in een ondiep kuiltje in de grond onder wat struiken. Een normaal legsel bestaat uit vier tot zes eieren welke in 25 tot 28 dagen worden uitgebroed. Dwergganzen houden hun partner hun leven lang en broeden zelfs vaak op dezelfde plaats. De jongen groeien snel en met ongeveer 35 dagen zijn ze vliegvlug. Hun oorspronkelijke overwintering gebieden liggen hoofdzakelijk in Oost- en Zuid  Europa rond de Zwarte- en Kaspische zee. Dit is ook wat afhankelijk van het broedgebied. De meest oostelijke populatie van Siberië trekt zelfs naar de Yangtze vallei in China. Oorspronkelijk komen deze ganzen niet overwinteren in west Europa.

Hoe komt het dat we ze nu toch ook elke winter in Nederland kunnen bekijken?
Tijdens het broeden  zijn Dwergganzen erg gevoelig voor verstoring. Ze werden en worden ernstig bedreigd door toerisme, met name sportvissers en door illegale jacht in Noorwegen en Rusland. Bovendien in Rusland ook door het samendrijven van jonge gansjes voor consumptie. Ook in China heeft de teruggang te maken met het oprichten van de drieklovendam in het stroomgebied van de Yangtze rivier waardoor een groot deel van hun overwinteringsgebied vernietigd werd. Ook vervuiling door de olie industrie heeft hier aan bijgedragen. In totaal was de populatie op het eind van de 20e eeuw met 90% afgenomen.
Om ze voor uitsterven te behoeden is door Zweden en Finland een herintroductie programma opgestart. Door eieren uit watervogel collecties te laten uitbroeden door broedende Brandganzen.De kuikens werden door de Brandganzen als eigen kuikens geadopteerd. Deze kuikens met adoptieouders werden gezamenlijk uitgezet in Zweeds Lapland. Door hun normaal trekgedrag vlogen de Brandganzen met de kuikens naar hun overwinterings gebied en kwamen zodoende ook in Nederland terecht. In totaal werden tussen 1981 en 1999, 359 Goudoog ganzen geherintroduceerd.
In Nederland komen ze soms hier en daar tussen Brandganzen voor omdat die als pleegouders gediend hebben. Maar er zijn ook plekken waar ze in groepjes verschijnen.Zoals bij de Putten van Petten in Noord Holland en het oude land van Strijen, in Zuid Holland.Een gebied waar ze ook nogal veel voorkomen zijn de Anjumer Kolken in noordoost Friesland.De grootste aantallen werden kort na de eeuwwisseling in Nederland aangetroffen, het betrof toen 120 tot 130 exemplaren. De laatste jaren zijn de aantallen echter weer beduidend minder.

De Dwerggans is een kleine gans die sterk lijkt op de in Nederland meer algemene Kolgans. Er zijn toch enkele duidelijke verschillen. Met 53-66 cm is hij kleiner, met een kortere nek en een kleinere rondere kop en schedel. De roze snavel is kort, met een witte nagel, de ogen donkerbruin. Kenmerkend is de gele ring rond het oog. De Kolgans heeft alleen een witte bles, de kol op het voorhoofd. Bij de Goudoog gans loopt deze kol tot een punt door, tot boven de ogen. De Goudoog gans heeft langere vleugels en deze komen tot het einde van de staart. Dit is niet het geval bij de Kolgans. Ze zijn over het algemeen ook wat donkerder van kleur waardoor de witte eindzoom aan de veren een mooier contrast vormt. Evenals bij de Kolgans hebben ze onregelmatige donkere vlekken op de borst tot ongeveer voor de poten. Jonge dieren hebben deze vlekken niet. De poten zijn  oranje van kleur. Hun roep is ook anders dan van de Kolgans ze is korter en lijkt op kjoeoe-oep.

Er komen uiteraard ook hybride ganzen voor met Brandganzen, maar deze zijn duidelijk te herkennen. Bij hybriden met Kolganzen is dat wat moeilijker. Dikwijls zijn ze wat groter dan de Dwerggans, hebben ze wel de gele ring rond het oog maar is de witte kol niet veel groter als van de Kolgans. Ze vallen ook op door hun vriendelijke uitstraling.

Tot de volgende keer Toon Selten.

Dwerggans

Herstel insectenpopulatie, o zo belangrijk voor vogels.

We weten allemaal dat we een groot aantal insecteneters onder de vogels hebben. Maar ook de jongen van zaadeters worden in het begin met insecten gevoerd. Daarom is het zorgwekkend dat de afgelopen 30 jaar drie kwart van de insecten is verdwenen. Dat heeft meerdere oorzaken. De hoeveelheid natuur is de laatste jaren minder geworden. Vooral aan industrieterreinen is veel opgeofferd. Ook bestaande natuurgebieden zijn niet meer met elkaar verbonden. De stikstof problematiek is algemeen bekend. Maar ook doordat slootkanten en wallen zijn verdwenen heeft dit vermindering van wilde planten tot gevolg en derhalve ook vermindering van bloemen. Doch ook de door de landbouw geteelde gewassen dragen niet aan diversiteit bij, wat wel noodzakelijk is voor insecten rijkdom. Alles bij elkaar zorgt dit voor onvoldoende voedsel en te weinig nestplekken. Dus is het voor insecten moeilijk om te overleven en zich voort te planten.

Het gevaar van te weinig insecten is dat we straks voor onze producten te weinig bestuivers hebben. 80% van de landbouw is afhankelijk van bestuivende insecten en die gewassen zijn niet zo in trek als wilde bloemen. Hier willen onderzoekers van 13 verschillende landen verandering in brengen, door landbouw gewassen te ontwikkelen die wel verleidelijk zijn voor insecten. In de Wageningen universiteit probeert men te achterhalen welke eigenschappen een bloem aantrekkelijk maakt voor insecten. In Frankrijk lopen proeven met o.a. de teelt van div. zonnebloemen, een olierijk gewas en veldbonen, een eiwitrijk gewas. Hierbij leggen camera’s vast welke verschillende insecten, op welke verschillende rassen vliegen. De kennis die hierbij wordt opgedaan wordt doorgegeven aan verschillende veredelaars. We moeten de negatieve spiraal ombuigen zodat boeren en natuur voordeel hebben en elkaar versterken. Daarvan profiteren niet in het minst ook onze vogels.

Tot een volgende keer, Toon Selten.

Koolmeees

De Brandgans (Branta leucopsis)

In Nederland is de Brandgans een doortrekker en wintergast, in groot aantal van half november tot in maart.
Langs de Maas in Noord en Midden-Limburg komen we ze gedurende de winter maanden regelmatig in grote groepen tegen. Vaak in gezelschap van andere soorten zoals Grauwe ganzen en Canadese ganzen. Ze zijn veelal gemakkelijker te benaderen en minder schuw dan andere soorten. Op afstand is de Brandgans te herkennen aan de combinatie zwart, wit en grijs. Het bleke roomkleurige aangezicht contrasteert met de donkere kruin en borst. De witte band op de staart is erg opvallend.

De Brandgans foerageert bij voorkeur in zoutwatermoerassen, graslanden nabij kust of riviermonden, slikken en wadden. Bij het grazen zijn Brandganzen minder op hun hoede dan de meeste andere soorten. Het voedsel zoeken wordt geregeld onderbroken door lawaaierige ruzies tussen leden van de troep. Onderzoek heeft aangetoond dat ze naast gras en zeegras ook veel zaden eten, wat tamelijk ongewoon is bij ganzen. De grootste hoeveelheid is afkomstig van biezen; waarschijnlijk halen ze de trosjes vruchten direct van de stekelige stengel af. Het voedsel zoeken doen ze hoofdzakelijk overdag, maar bij volle maan soms ook de hele nacht.

In Nederland vond de Brandgans ook een leefgebied dat aan de behoefte voldoet, waarschijnlijk geholpen door de aanwezigheid van ’tamme’ Brandganzen die gehouden worden in parken en tuinen. Uit deze groep ontstond een sterk groeiende populatie van niet-trekkende broedvogels.  Deze populatie wordt geschat op 15 tot 20 duizend en neemt nog steeds toe. Het aantal overwinterraars en doortrekkers ligt vele malen hoger.

De Brandganzen die in ons land overwinteren broeden in het noorden van Rusland en Groenland. Het leggen van de eieren begint eind mei tot juni en is afhankelijk van de dooi aan het einde van de Arctische winter. Ze broeden in kolonies en de nesten bevinden zich op de randen van steile richels en uitstekende rotspunten waar ze onbereikbaar zijn voor poolvossen en andere roofdieren. Het nest is een kleine uitholling met daarin een beetje mos of korstmos gevoerd met dons. Sommige nesten worden jaren achtereen gebruikt. De vier tot vijf eieren zijn grijsachtig wit en worden door het vrouwtje gedurende 24-25 dagen bebroed. Evenals bij andere ganzen bewaakt het mannetje zijn broedpartner de hele tijd door. De jongen verlaten al spoedig na de geboorte onder de hoede van beide ouders het nest. Het nest verlaten is soms een hele onderneming omdat de nesten zich vaak op hoge rotswanden bevinden. De jonge kuikens moeten zich van grote hoogte naar beneden laten vallen. De beide ouders geven vaak het voorbeeld en storten zich als eerste naar beneden. Onderaan de klif wachten ze hun jongen op. De ouders vangen hun val behendig op met hun vleugels maar de jongen kunnen dat nog niet. Door hun zeer geringe gewicht overkomt de jongen echter niets als ze zich op de grond laten vallen, ze lopen gewoon weg.

De jonge kuikens die niet meteen bij de ouders terecht komen zijn vaak ten dode opgeschreven omdat ze het slachtoffer worden van de rondcirkelende meeuwen. De meeuwen zijn alert wanneer de kuikens het nest verlaten en slaan dan genadeloos toe. Een groot deel van de eendagskuikens dat niet op tijd de wachtende ouders weet te bereiken verdwijnt dan ook in de snavel van de roofzuchtige meeuwen. Maar de kuikens die wel met hun wachtende ouders worden herenigd zijn daarna betrekkelijk veilig. Ervaren ouders laten hun kuikens zelden onbewaakt en zullen hen tegen roofdieren beschermen. De jongen kunnen na zes tot zeven weken vliegen.

Als u tijdens de herfst of winter een wandeling of fietstocht maakt langs de Maas en een verrekijker meeneemt is er een grote kans dat u een groep Brandganzen kunt bekijken.

Dank voor het lezen en tot een volgende keer, Jos Wijnen

Foto @ Jos Wijnen