een vereniging van vrijwilligers die zich inzet voor vogels
Het jaar van de Torenvalk.
Elk jaar wordt door Vogelbescherming Nederland en Sovon vogelonderzoek een vogel van het jaar aangewezen. Dit is niet een willekeurige vogel, maar een soort die het moeilijk heeft en waar daarom meer aandacht aan wordt besteed.
Dit jaar is dat de Torenvalk. Ze zijn reeds in 2017 op de rode lijst van bedreigde en kwetsbare diersoorten gekomen. Hieraan is geen juridische status gekoppeld, maar het heeft een signaalfunctie zodat er meer prioriteit gegeven wordt aan de bescherming van deze soort.
Vroeger was het de meest voorkomende broedende roofvogel van Nederland, maar deze plek is ingenomen door de Buizerd. Rond 1960 kwam er een geweldige terugval van de Torenvalk populatie door het gebruik van landbouwgif. Met name DDT was voor veel roofvogels funest. Doordat ze vergiftigde prooien aten kregen ze het gif zelf ook binnen. Na het verbod hierop leefde de populatie weer wat op maar in de negentiger jaren van de vorige eeuw ging het weer bergafwaarts. Alleen in muisrijke jaren, zoals onder andere in 2014, leefden de aantallen weer wat op. Tegenwoordig is de populatie nog maar een kwart van de aantallen van halverwege de vorige eeuw.\De Torenvalk is voor iedereen waarschijnlijk wel de meest bekende roofvogel die we kennen. Dit dankt hij aan de het “bidden”, de jaagmethode die ze het meest gebruiken. Hierbij hangt de kop roerloos in de lucht en blijven ze zelf op de plaats door met dezelfde snelheid als de wind hiertegen in te vliegen. Hierdoor kun je ook altijd zien waar de wind vandaan komt. Een andere jaagmethode is zittend vanaf een paaltje wachten tot ze een prooi zien. Deze methode is echter niet zo succesvol. In het broedseizoen hebben ze veel prooien nodig. Kijk maar eens bij beleef de lente hoeveel voedsel ze moet aanvoeren. Meestal zijn dit muizen, maar bij gebrek daaraan pakken ze ook wel jonge vogeltjes, dikwijls jonge weidevogels en akkervogels. Ze pakken namelijk alleen prooien van de grond. Op het einde van de opgroei periode moeten beide ouders op jacht.
Torenvalken maken zelf geen nest, meestal maken ze gebruik van de hiervoor gemaakte nestkasten. Deze worden dikwijls geplaats door mensen die overlast van veldmuizen op hun terreinen willen voorkomen, maar ook door mensen die hun een goed hart toedragen. Bij gebrek hieraan gebruiken ze ook wel oude kraaiennesten en in het buitenland rotsrichels.
In Nederland broeden volgens de laatste tellingen van 2018 en 2020 tussen de 3800 en 7700 broedparen. In het najaar komen echter ook grote aantallen Torenvalken uit noordelijke streken hierheen om aan de kou in het hoge noorden te ontsnappen, dan schat men dat tussen de 10.000 en 20.000 exemplaren hier overwinteren.
Vogelbescherming Nederland pleit voor een gebruik van het platteland met respect voor de biodiversiteit, maar ook voor de aanleg van zogenaamde vogelakkers, bloemrijke stroken en akkerranden zorgen voor veel insecten en zo ook weer voor voedsel voor de vogels.
Onze Torenvalken zijn ons ook dienstbaar door te voorkomen dat er te grote muizenpopulaties ontstaan.
Tot een volgende keer, Toon Selten.
Foto@Jan Houwen
Het opvoeden van jonge vogels
Overal waar jong leven zich aandient geeft dat een drukte van jewelste, of het nu vogels, zoogdieren of mensen betreft. De mensen komen dan nog het gemakkelijkste hiermee weg. De voeding is voorhanden en er zijn geen vijanden die het op het jonge leven gemunt hebben. Bij zoogdieren is het voedsel ook voorhanden, maar daar liggen altijd vijanden op de loer.
Vogels hebben het nog moeilijker. Hier is bij sommige soorten voedsel zoeken voor de ouders wel een probleem en er zijn overal vijanden. We onderscheiden hierbij twee verschillende groepen. Deze noemen we nestvlieders en nestblijvers. Om twee voorbeelden te noemen; kippenkuikens kunnen meteen zelf voedsel pikken. Ze hebben alleen warmte en bescherming nodig. Dit is bijvoorbeeld ook het geval bij Kievit kuikens. Ze moeten zelf op zoek naar voedsel in de vorm van insecten. De ouders zorgen wel voor warmte en bescherming. Dat zijn nestvlieders. Bij bijvoorbeeld Koolmezen moeten de ouders zorgen voor warmte, bescherming maar ook voor het voedsel. Dit zijn zogenaamde nestblijvers. Deze ouders moeten zich de pleuris werken om het jonge grut van voedsel te voorzien. Ze hebben altijd honger. Als men er van uitgaat dat een gemiddeld legsel van Koolmezen uit 8 tot 9 eieren bestaat, soms tot wel 12 eieren aan toe. Deze komen na 14 dagen broeden uit waarna ze 19 dagen gevoerd worden door de ouders terwijl de jongen elke dag om steeds meer eten zeuren. Dan kun je nagaan dat ze het erg druk hebben. De jonge mezen eten vooral kleine insecten. Dit zijn vooral rupsen van de eikenbladroller. Het probleem is dat door de klimaat verandering de bomen steeds eerder uitlopen. Hierbij komt de rupsenpiek vaak voor de mezen te vroeg. Ze zijn al wel eerder met leggen begonnen, maar zijn dikwijls toch te laat.
Ik heb mezen als voorbeeld genoemd, maar zo is het voor de meeste zangvogels. Daarbij lopen ze zelf ook nog het gevaar dat ze door bijvoorbeeld een sperwer gepakt worden. Als het dan een eenoudergezin wordt, is het helemaal een opgave. Het lijkt daarom dat nestvlieders het een stuk gemakkelijker hebben. Dit heeft echter ook weer een keerzijde. Om bij de weide en akkervogels te blijven, dat zijn naast kieviten ook Grutto’s, Tureluurs, Patrijzen en Fazanten. Willen deze jongen die zelf in hun voedsel moeten voorzien dit ook vinden, dan moet het weer meezitten zodat insecten, waaruit hun voedsel bestaat, wel actief zijn. Uiteraard moeten er ook insecten aanwezig zijn. Daarin zit tegenwoordig met de moderne landbouw het probleem. Voor insecten zijn ruigtes nodig die men vroeger aantrof langs sloten en bermen, in wallen en onder struikgewas. Dat is tegenwoordig verdwenen. De moderne machines laten geen slootkanten of bermen over. De wallen en struiken zijn verdwenen. In eentonige mais of raaigrasvelden hebben insecten niets te zoeken. Dit werpt nog een ander probleem op, door het ontbreken van ruigtes is er ook geen schuilgelegenheid meer. De oudervogels kunnen wel hun uiterste best doen, maar ze kunnen hun jongen alleen de eerste dagen onder hun vleugels beschermen.
Een vogel die we tegenwoordig ook als weidevogel beschouwen is de Scholekster. Dit is van oorsprong een kustvogel. Deze vogel zien we op onze akkers maar tegenwoordig ook op platte daken. Deze jongen hebben het voordeel dat ze de eerste dagen door de ouders gevoerd worden. Ze zijn van oorsprong gewend op schelpenstranden en kusten te broeden. In Sevenum zitten er zover mij bekend Scholeksters op het dak bij Dinissen aan de Horsterweg en op het dak van de voetbalkantine. Misschien nog wel op meer plaatsen. Op het dak van de bloemenveiling in Aalsmeer schijnen er honderden te broeden. Hier zijn ze in elk geval beschermd voor rovers op de grond. Ook Visdiefjes en mantelmeeuwen hebben hun voorbeeld al gevolgd. Watervogels zoals zwanen, ganzen en eenden zijn ook nestvlieders, maar deze hebben vooral te maken met rovers zoals ratten, snoeken, reigers enz. Zo is het voorjaar wat betreft vogels voor mij de mooiste tijd maar voor de vogels de drukste tijd.
Tot een volgende keer Toon Selten.
Foto@Geert de Vries Sovon
Roestplaatsen van Ransuilen in de winter en jonge Ransuilen
Naar aanleiding van de oproep in de winterperiode om roestende Ransuilen door te geven op de zogenaamde winterroestplaatsen in bijvoorbeeld uw tuin, op een kerkhof of langs een bospad/parkeerplaats, wil ik iedereen allereerst bedanken voor de reacties. Het leverde naast info over Ransuilen ook info op over de aanwezigheid van Steenuil en Kerkuil.
De resultaten van roestplaatsen van Ransuilen in de winter 2024-2025 zijn als volgt:
- Gemeente Horst aan de Maas: 2 locaties met in totaal geschat aantal Ransuilen van 8 stuks.
- Gemeente Venray: 1 locaties met in totaal geschat aantal Ransuilen van 7 stuks.
- Gemeente Venlo: 1 locatie met in totaal geschat aantal Ransuilen van 3 stuks.
Hoewel de Ransuil een moeilijke soort is om te inventariseren door zijn schuwe levenswijze en goede camouflage, lijkt de soort de afgelopen decennia alleen maar af te nemen. Ook intensief veldwerk, door de bossen van de Reulsberg, Heesberg, Steegberg, Schatberg en een groot gedeelte van de Schadijkse bossen en Zaarderheike afgelopen winter hierop te inventariseren door letterlijk zulke plaatsen te zoeken, leverde geen extra aanwezigheid van een roestplaats van Ransuil op in betreffende gebieden. Wel werd er een dode geplukte Ransuil gevonden in de Schadijkse bossen door vermoedelijk een Oehoe, gezien de braakballen hiervan bij de betreffende boom.
Bovenstaande gegevens geven wellicht al een voorbode namelijk, dat er meer aandacht gegeven mag worden aan deze soort op provinciaal niveau in Limburg gezien de afname van areaal grasland. De aantallen Ransuilen op zo’n roestplaats en de hoeveelheid locaties ervan lijken te zijn afgenomen door uiteenlopende oorzaken. Voornaamste reden is waarschijnlijk de overleving van de jongen door predatie van o.a. Havik maar ook door Oehoe. Uit onderzoek blijkt dat zo’n roestplaats bestaat uit o.a. de oudervogels en de jongen van het afgelopen jaar die normaliter in de buurt zijn grootgebracht. Dit is mogelijk de reden waarom Ransuilen tegenwoordig graag als roestplaats een conifeer, spar of hulst kiezen in uw tuin gedurende de winter omdat een Havik zich niet graag dicht bij mensen begeeft (Sperwer overigens wel en deze lijkt op Havik maar is kleiner).
Aangezien Ransuilen zelf geen nest maken maar hoofdzakelijk oude nesten van Zwarte Kraai of Ekster gebruiken zijn ze dus sterk hiervan afhankelijk. Deze nestplaatsen moeten dan ook nog in geschikt leefgebied voorkomen. Dit bestaat vaak uit grasland met houtwallen/bermen waarin de voornaamste prooi van de Ransuil voorkomt namelijk de veldmuis. Jonge Ransuilen zijn makkelijk te herkennen door hun luide bedelroep in mei-juni tijdens schemering en nacht: “kie-jèè”.
Wat kunt u als inwoner zelf doen om de Ransuil te helpen? Wanneer u een roestplaats van Ransuilen met bijvoorbeeld 3-5 stuks gedurende de winter in uw tuin heeft en U heeft een grote conifeer, spar of boom met grote klimop in uw tuin, dan kunt u ervoor kiezen om een mand op te hangen in een geschikte boom. Kies de plek zodanig uit dat de vogel makkelijk op het nest kan landen maar zeker een goede beschutting heeft van bovenaf vanwege de kroon van de boom i.v.m. mogelijk predatie. Als proef gaan we zo’n nestmand ophangen bij één van de spontane melders die gereageerd heeft op onze oproep.
Deze nestmand is gratis geschonken door Pro natureshop powered by Vivara in Venray. Neem gerust eens een kijkje in deze natuurwinkel.
Tot slot: heeft u zo’n roestplaats in uw tuin of dit enkele jaren geleden gehad of weet u er één te zitten of hebt u jonge Ransuilen in uw tuin in mei-juni 2025? Dan vernemen we deze info graag van u via mail: winterslaapplaatsen.ransuilen@gmail.com.
Deel dit bericht a.u.b. met bekenden van u en laat ze een bericht sturen naar betreffende mail.
Vogelwerkgroep ’t Hökske coördineert dit nieuwe project om meer inzicht te krijgen over de verspreiding en aantallen van Ransuilen.
Ralf Bovee.
RansuilFoto@Geert Custers